
Jurisprudentie
AD4938
Datum uitspraak2001-10-30
Datum gepubliceerd2001-10-31
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers00/1290
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-10-31
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers00/1290
Statusgepubliceerd
Indicatie
Parkeerbelasting. Laden en lossen. Parkeercontroleur heeft geen onmiddellijke laad- of losbewegingen waargenomen.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Eerste Enkelvoudige Belastingkamer
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z, belanghebbende,
tegen
twee uitspraken van de directeur van de Dienst Stadstoezicht van de gemeente Am-sterdam, verweerder.
1. Loop van het geding
Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 27 maart 2000. Het beroep is gericht tegen de twee uitspraken van verweerder, beide gedagtekend 16 februari 2000, betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de parkeerbelastingen, gedagtekend 5 oktober en 3 november 1999, met de res-pectievelijke nummers 001 en 002, ten bedrage van ƒ 61,50 elk. De twee naheffings-aanslagen zijn bij de uitspraken van verweerder gehandhaafd.
Het beroep strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraken en de onderhavige naheffingsaanslagen, tot terugbetaling aan belanghebbende van het bedrag van ƒ 123 en tot de vergoeding van proceskosten.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Daarin concludeert hij dat, voor zo-ver het beroep de naheffingsaanslag met nummer 001 betreft, belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn beroep (lees: bezwaar) verklaard dient te worden en dat voor het overige het beroep als ongegrond moet worden verworpen.
Ter zitting van 13 april 2001 is belanghebbende niet verschenen. Namens verweerder is mr. (…) verschenen. Bij brief van 3 april 2001 welke op 13 april 2001 na de zitting is ingekomen, heeft belanghebbende bericht dat hij niet kan verschijnen omdat hij geen enkel vertrouwen heeft dat hij kan rekenen op een behoorlijke behandeling en belangenbehartiging van de rechtbank.
Het Hof heeft mondeling uitspraak gedaan op 27 april 2001. Het proces-verbaal van deze mondelinge uitspraak is op 7 mei 2001 aan partijen verzonden. Ter griffie is op 11 mei 2001 van belanghebbende het verzoek ontvangen om de mondelinge uit-spraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. Het ter zake verschuldigde grif-fierecht, ƒ 80, is tijdig voldaan.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. Op 5 oktober 1999 om circa 14.20 uur stond belanghebbendes auto, een rode met kenteken XX-YY-00 (hierna: de auto) geparkeerd aan de a-straat nabij perceel-nummer 155 te Amsterdam, zonder dat voor het aldaar op dat tijdstip parkeren par-keerbelasting was betaald. Op 3 november 1999 om circa 10.08 uur stond de auto geparkeerd aan de b-straat nabij perceelnummer 153 te Amsterdam, eveneens zonder dat voor het aldaar op dat tijdstip parkeren parkeerbelasting was betaald. Ter zake van deze feiten zijn de twee onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd.
2.2. Het bezwaarschrift, gedagtekend 10 december 1999 en gericht tegen beide on-derhavige naheffingsaanslagen, is op 17 december 1999 bij verweerder ingekomen.
2.3. Bij de bestreden uitspraken heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard. De uitspraak met kenmerk 00.U.01634 betreft de naheffingsaanslag met nummer 001, gedagtekend 5 oktober 1999. De uitspraak met kenmerk 00.U.01635 betreft de naheffingsaanslag met nummer 002, gedagtekend 3 november 1999.
3. Geschil
In geschil is of de onderhavige naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
4. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen en de motivering daarvan verwijst het Hof naar de stukken van het geding. Verweerder heeft daaraan ter zitting het volgende toege-voegd:
Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij aan het laden en lossen was.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Op het moment dat verweerder het bezwaarschrift ontving, was, gelet op artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), de termijn van zes weken voor het indienen van een bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag met nummer 001 reeds verstreken. Voorts is niet gesteld of gebleken dat sprake is van een ver-schoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 Awb. Derhalve is be-langhebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar en kan een onderzoek naar de juist-heid van belanghebbendes grieven tegen de naheffingsaanslag met nummer 001 niet aan de orde kan komen.
5.2. Belanghebbende heeft gesteld dat hij door middel van een briefje kenbaar had gemaakt dat hij ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag met nummer 002 bezig was met het laden en lossen van de auto.
5.3. Het ligt op de weg van verweerder om aannemelijk te maken dat sprake was van parkeren en niet van laden en lossen. Verweerder heeft daartoe gesteld dat de par-keercontroleur geen onmiddellijke laad- of losbewegingen heeft waargenomen. Het Hof heeft geen reden om aan die waarneming te twijfelen en oordeelt dat een par-keerder niet door middel van alleen het plaatsen van een briefje kan aangeven dat sprake is van het onmiddellijk laden of lossen van goederen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Verordening Parkeerbelastingen 1999 van de gemeente Amster-dam. De naheffingsaanslag met nummer 001 (lees: nummer 002) is dan ook in over-eenstemming met de artikelen 225 en 234 van de Gemeentewet en de genoemde ver-ordening opgelegd. Hetgeen belanghebbende overigens heeft gesteld, kan niet tot vernietiging van de naheffingsaanslag met nummer 001 (lees: nummer 002) leiden.
6. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van een partij in de pro-ceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Beslissing
Het Hof
- verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak met kenmerk 00.U.01634;
- verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de nahef-fingsaanslag met dagtekening 5 oktober 1999;
- bevestigt de uitspraak met kenmerk 00.U.01635 betreffende de naheffings-aanslag met dagtekening 3 november 1999; en
- gelast verweerder het betaalde griffierecht ad ƒ 60 aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld op 30 oktober 2001 door mr. Dutmer, lid van de belas-tingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van Schaik als griffier, ter vervanging van de mondelinge uitspraak.
Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geano-nimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden ge-nomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.